Wat ik had willen weten voordat… ik een wandeltocht van duizenden kilometers maakte
Slechts 20 procent van de starters mag zich ook finisher noemen. Slechts 5 procent voltooit de queeste zonder 'valsspelen'. Lian en André de Jel, beiden 55, liepen iedere centimeter van de Pacific Crest Trail, de PCT voor intimi. In 2015, het jaar dat zij samen 100 werden, liepen zij van de Amerikaans-Mexicaanse grens naar de Amerikaans-Canadese grens. Een vijf en een halve maand durend ommetje van 4200 kilometer. Voor André was het niet de eerste keer. Hij liep al eens 4500 kilometer, toen hij milieuonderzoek deed in afgelegen gebieden in Scandinavië en had Lian er vervolgens al warm voor gemaakt. Toen ze in de Amerikaanse bergen wandelaars ontmoetten die de PCT aan het lopen waren – zelf hadden ze er nog nooit van gehoord op dat moment – maakte Lian de keuze: dat wordt mijn allereerste extreem lange wandeltocht. Hoe hebben ze dit ervaren en wat hebben ze geleerd, zowel over hun rugzak als over het leven?
Hun lessen zijn overigens niet voorbehouden aan de PCT, maar waardevol voor iedereen die met de gedachte speelt ooit een wandeling van enkele weken of maanden te gaan maken. Of dat nou Camino de Santiago, Te Araroa, Annapurna of het Pieterpad is. Of natuurlijk voor mensen die nóóit van hun leven een langeafstandswandeling zouden willen maken, maar zich slechts willen vergapen aan de waaghalzen die wel zo gek zijn.
1. Een goed begin is een fractie van het werk
De eerste stap op een wandelpad van duizenden kilometers, wordt voorafgegaan door maanden van voorbereiding. Lian en André leggen het belang van een strakke planning uit: voor de PCT geldt dat je niet te vroeg in het jaar kunt beginnen, want dan kom je in de Sierra Nevada in de sneeuw terecht. "Maar ook niet te laat", vertelt André. "Want dan is de hitte in de Mojave Desert niet te verdragen. Loop je te traag? Dan kom je aan het eind, richting Canada, weer in de sneeuw terecht." De twee wandelaars maakten daarom een wandelplanning: in het begin niet meer 30 kilometer per dag, om rustig op te bouwen. “Maar op een gegeven moment moet je een marathon per dag gaan lopen."
Een planning is ook belangrijk om je voedsellogistiek in orde te krijgen. Je draagt namelijk niet voor zes maanden aan eten op je rug. Tijdens de tocht, vul je je voorraadje telkens bij. Lian vertelt: "Sommige mensen maken van tevoren voedselpakketten voor de hele tocht. Die sturen ze dan naar pakketpunten waar ze deze onderweg op kunnen halen. Maar dat eten worden ze al snel beu, te weinig variatie. Wij kochten daarom één keer per maand voedsel in dorpjes of stadjes die het pad doorkruist, om ze vervolgens naar die pakketpunten te sturen." Om hun tas licht te houden, at het stel droogmaaltijden. "De langste stretch die we hebben gelopen zonder eten te kunnen kopen was zeven dagen. Dan sjouw je dus voor zeven dagen eten mee. Ook hebben we eens twee dagen en 70 kilometer gelopen zonder waterpunten tegen te komen. Ook daarop moet je voorbereid zijn: weet waar en wanneer je weer water kunt vinden."
Op de PCT kun je ook best een beer tegen het lijf lopen. Hoe bereid je je daarop voor? "We zijn al eens in Alaska geweest en zijn daar getraind door National Park Rangers. Dus we weten wat we moeten doen als we er een tegenkomen", vertelt André. Als de beer je herkent als mens en dus niet als prooi, zal hij je niet snel aanvallen. Praat daarom met een lage stem tegen de beer, doe je armen rustig omhoog en loop rustig achteruit weg. Lian: "Toch schrokken we een keer. Om de heetste uren te omzeilen, liepen we in de woestijn vaak ’s avonds en ‘s nachts. We liepen zonder zaklampen, bij maneschijn, toen we geritsel hoorden en daarna met een zoef iets over het pad zagen rennen. We grepen onze zaklampen en zagen een enorme beer. Hij gromde diep naar ons. We verloren hem later uit het oog. De rest van de nacht bleef het spannend."
“ 'Toen ik hoorde dat we niet verder konden door bosbranden, werd ik overmand door emotie'
Op ratelslangen kun je je niet voorbereiden. Weet alleen dat je er niet op moet gaan staan. André zegt: "Ik raakte mijn gehoorapparaatje al in het begin van de reis kwijt. Zonder apparaatje kan ik de hoge tonen die ratelslangen maken niet horen. Ik ben er dus héél vaak bijna op gaan staan. Gelukkig kon Lian mij telkens op tijd wegtrekken. Je ziet ze vaak niet. Soms liggen ze gewoon op het pad of in de struiken en lijken het net dorre takken."
2. Je lichaam kun je trainen, maar onderschat het belang van de geest niet
Als je een langeafstandswandeling gaat maken, zul je moeten trainen. André: "Je moet je lichaam klaar maken voor de tocht. Zodra je de tocht begint, bouwen je spieren snel op, dat is geen probleem. Maar pezen trainen duurt langer." Lian en André hebben daarom een jaar lang veelvuldige trainingsweekenden gehouden, bepakt en bezakt, in verschillende klimaten.
Maar het is niet alleen het lichaam dat bepaalt of je de finish kunt halen. "Er vallen ook veel mensen uit omdat ze het geestelijk niet trekken. Dit wordt vaak onderschat." Lian vertelt dat ze menig wandelaar hebben zien opgeven. "Vooral solohikers hebben vaak moeite met het isolement." André legt uit waarom een langeafstandswandeling mentaal zo zwaar is. "Onopgeloste zaken uit het verleden komen omhoog. In het dagelijks leven zijn er genoeg prikkels om deze dingen te negeren of maskeren. Maar tijdens het wandelen valt die ruis ineens weg. Dus gebeurtenissen die ik nooit een plekje had gegeven, gingen daar nu ineens om roepen. Dat hoeft niet gelijk een trauma te zijn. Iedereen heeft wel iets. Omdat wij met z'n tweeën liepen, konden we hierover praten. Maar solohikers niet. Zij luisteren daarom vaak muziek of een luisterboek. Zo vullen zij hun hoofd weer met nieuwe dingen om hun gedachten te kunnen negeren."
Nou goed, ook met z'n tweeën wandelen levert zo z'n problemen. "We hebben stelletjes uit elkaar zien gaan. Mensen die zichzelf of de ander ineens écht leerden kennen en toch ineens andere karakters blijken te zijn dan ze hadden ingeschat." Voor Lian en André ging het gelukkig niet verder dan het incidentele meningsverschil. Over de hoeveelheid water die ze meenamen, bijvoorbeeld. "Of die keer toen we in de sneeuw en wind op een bergkam stonden te wachten tot het opklaarde om het uitzicht te kunnen zien. Ik wilde gewoon naar beneden, maar Andre niet", vertelt Lian. "Isolement is als een vergrootglas voor onze emoties. Als we een hele dag in de regen lopen of zo, dan knallen onze emoties weleens alle kanten op."
Om het koppie erbij te houden, hielden Lian en André dagelijkse rituelen aan. "Mensen in isolement hebben patronen nodig. Denk aan gevangenen, of astronauten. Wij hadden eenvoudige rituelen, zoals de dag rustig starten met koffie en een goed ontbijt en de dag afsluiten met kijken naar de zonsondergang, reflecteren op de zware dag achter ons en de natuurpracht om ons heen."
Toch hebben ook zij emotionele dalen meegemaakt. Lian had het mentaal zwaar toen ze ziek was. "Het liefst wilde ik een week in mijn tent blijven liggen, maar daar is geen tijd voor. We moesten blijven lopen, anders zou ons eten opraken. Dat was zwaar." En André zat er doorheen toen ze hoorden dat ze het laatste traject van 900 kilometer door bosbranden niet zouden kunnen afmaken. "Je moet je indenken dat er voor jou op dat moment maar één ding bestaat. Eén doel. Naar die grens lopen. En voor ons gevoel waren we daar bijna. Dus toen we hoorden dat we niet verder konden, werd ik overmand door emotie." Maar, zoals in ieder sprookje, kwam ook dit verhaal tot een goed einde. Lian: "We vonden een route om de berg heen die in de fik stond. Daarna volgden er twee weken met heel veel regen, waardoor het vuur doofde en we weer terug naar de trail konden."
3. Alles wat een mens nodig heeft, past in een rugzak van 40 liter
Je lichaam heeft een dagelijkse hoeveelheid energie te besteden. Die kun je, aldus André, ofwel gebruiken om spullen te sjouwen, ofwel om meters te maken. Uiteindelijk liepen Lian en André 4600 kilometer, inclusief omwegen. Als je dit binnen zes maanden moet afleggen, wil je daarom geen grammetje te veel meeslepen. "In het begin denken veel mensen: dit heb ik nodig, dat heb ik nodig, dit kan ik niet missen", vertelt hij. "Maar als je bepaalde dingen thuislaat, tijdens je trainingsweekenden bijvoorbeeld, ga je merken dat je prima zonder kan. Zo ga je steeds minder nodig hebben."
LEES OOK
Voorbeelden van spullen die een wandelaar volgens Lian en André helemaal niet nodig hebben zijn er genoeg. Lian: "Een mes en vork om mee te eten heb je niet nodig. Een lepel is voldoende. Een bordje ook niet. Je kan gewoon uit het pannetje of je drinkbeker eten. Vroeger hadden we altijd een groot mes mee. Nu het allerkleinste Zwitsers zakmes. Handschoenen? Sokken werken ook prima. Waterschoentjes om de rivier in over te steken om je schoenen droog te houden? Sokken werken ook prima. Tentstokken? We gebruiken tegenwoordig onze wandelstokken."
André legt uit dat je dit niet van de één op de andere dag doorhebt. "Het is een proces. 25 jaar geleden liepen we met 18 kilo basisgewicht per persoon. Nu 7,5. We hebben een jaar lang in de weekenden getraind. Op die manier kun je ook gelijk je spullen testen. Toen we voor de woestijnsectie gingen trainen op het Canarische Eiland La Gomera, kwamen we erachter dat we een paraplu tegen de zon nodig hadden: zo zweetten we minder, waardoor we minder water hoefden te dragen, waardoor we minder gewicht hoefden te sjouwen."
4. In de natuur komt je puurste zelf vanzelf boven
Door het wegvallen van de eerder genoemde ruis en omdat je helemaal op jezelf aangewezen bent op de trail, kom je op en gegeven moment tot de kern van jezelf . Dit was de reden waarom Lian graag, net als André, eens een extreem langeafstandswandeling wilde doen. "André vertelde me heel veel over zijn lange afstandswandelingen. Rationeel kon ik best begrijpen wat hij meemaakte, maar ik wilde het ook voelen."
“ 'Ineens roken we mensen voordat we ze konden zien'
Voor Lian en André was het een bijzondere manier om elkaar beter te leren kennen en hun verschillen te onderzoeken. Zelfs na reeds 23 jaar samen te zijn geweest en al vele tochten te hebben gemaakt. Hun grootste verschil bleek de manier waarop ze omgingen met hun terugkeer naar de maatschappij. "We hebben het einde van de tocht extreem anders beleefd." Lian vertelt: "De laatste week voelde voor mij geweldig. Ik voelde dat we het gingen halen. Het weer was super, we liepen als een raket. We ontmoetten veel mensen, maar namen ook van veel mensen afscheid die we gedurende het afgelopen halfjaar hadden leren kennen en met wie we een hechte band hadden opgebouwd. Het was ontzettend mooi en emotioneel. De laatste dag was voor mij onwerkelijk. Enerzijds was ik enorm blij. Ik had heel veel zin om mijn zussen weer te gaan zien. Maar anderzijds dacht ik: wat gaan we morgen eigenlijk doen? Alsof je wereld ophoudt te bestaan. Dat gevoel duurde eigenlijk maar één dag."
Voor André duurde dat maanden. "De dagen voor de finish voelde ik het al opkomen. Ik raakte in een diep gat." Het idee van terugkeer naar de samenleving viel hem zwaar. "Het pad biedt een heel eerlijke en oprechte wereld. Je zit met z'n allen om een kampvuur en hebt geen idee of er een bankier of een serveerster naast je zit. Het maakt niet uit. Kleur, geloof, afkomst, iedereen is gelijk. En iedereen is eerlijk. Want in de natuur ben je écht jezelf. Maar terug in de bewoonde wereld, kreeg ik ineens weer te maken met geforceerd menselijk gedrag. Ineens moest ik weer een houding aannemen op mijn werk en werd ik teruggeworpen in een wereld waar mensen een politiek spel spelen omdat ze carrière willen maken. Na maanden met z'n tweeën en gelijkgestemden tussen de natuur, de dieren en tussen zonsopgang en zonsondergang te hebben geleefd, kon ik hier maar niet aan wennen."
Niet alleen de emoties gingen op scherp, de zintuigen ook. "Dat begint vaak na vijf of zes weken wandelen", legt André uit. "Langzaam glijdt de buitenwereld van je af. Werk, familie, vrienden: het valt allemaal weg. We zijn alléén nog maar daar, op het pad. We merkten dat we meer gingen voelen, ruiken, horen en zien. Details werden intenser." Lian herinnert zich nog vele voorbeelden. "We merkten het geritsel op van beestjes die we normaal over het hoofd zouden zien. We hoorden het vallen van de dennennaalden. En ineens roken we mensen voordat we ze zagen. En omdat de PCT veel Nationale Parken doorkruist, die populair zijn onder dagwandelaars, konden we gewoon ruiken dat zij ’s ochtends hadden gedoucht. De zeep. De deo. Soms kwam dat als een golf over ons heen. In Yosemite bijvoorbeeld. We waren gewend om de beken, de bergen, de bloemen, marmotten en dennen te ruiken. Ineens roken we zeep, de hamburgertent, een dieselbus en frietvet."
5. Voor niks gaat de zon op
Naast fysieke en geestelijke uitputting, ligt de derde valkuil op de loer waardoor veel mensen de eindstreep niet halen: monetaire uitputting. "Je denkt misschien, ik ga wandelen en iedere dag mijn eigen eten koken. Dat kost niks. Maar vergis je niet, je moet écht sparen. Wij hebben 5.000 euro per persoon gespaard voor de wandeltocht zelf. Soms wil je even opladen in een hotel of uiteten. Dat is duur in Amerika en je zult vreten als een monster." De uitrusting is natuurlijk ook niet gratis. "Wij versleten tijdens de tocht vijf paar schoenen. Sommige mensen sturen die van tevoren naar pakketpunten. Wij bestelden ze tijdens de tocht en lieten ze bij hotels bezorgen. Zo konden we rekening houden met onze groeiende voeten." Ja, je voeten groeien (in de breedte) tijdens het wandelen.
"Daarnaast moesten we denken aan onze woning. Gaan we de hypotheek doorbetalen of verhuren? Dekt de ziektekostenverzekering ons avontuur, krijgen we verlof op werk, dekt de reisverzekering een reddingsoperatie in de bergen? Een enkeltje de bergen uit in een helikopter kost al gauw tienduizend euro."
“ 'Dan sta je daar... Ik ben niet iemand die snel huilt, maar op dat moment kwam het echt uit mijn tenen'
"Het klinkt misschien wat overdreven, maar voordat we vertrokken, hebben we ook ons testament in orde gemaakt." Want er sterven ieder jaar mensen op de trail. De meeste fataliteiten gebeuren tijdens het oversteken van rivieren, of als mensen in een overstroming door smeltwater terechtkomen. Anderen hebben vette pech: ze vallen en stoten hun hoofd. Zeldzamere verhalen zijn die van de man die tijdens Lian en André’s wandeljaar door een poema uit zijn tent werd gesleept, een wandelaar die is gestikt toen de koolmonoxide van een bosbrand in de bergen boven hem de vallei indaalde waar hij zijn tentje had opgezet en de persoon die overleed aan een zonnesteek. "Je moet dus weten wat je doet", waarschuwt het koppel.
6. Overal vind je trail magic
Maar als je al deze beproevingen weet te doorstaan, dan wacht je een magische tijd. Het mooiste moment voor Lian was het moment waarop ze na weken in de droge woestijn een kleine oase vonden. "Ik ben in het zonnetje gaan liggen, tussen de verse munt die daar groeide, met mijn voeten in het water. Dat was een super moment. En het voorjaar in de bergen was prachtig. Alle heuvels stonden in bloei, er was nauwelijks nog gras te zien. Ik had nog nooit zoveel bloemen bij elkaar gezien!"
Voor André was de Forester Pass, het hoogste punt van de trail, het mooist. "We waren de hele dag aan het klimmen. Het enige wat we zagen was die steile muur. Opeens kwamen we aan bij een V-vormige opening. Uitgeput. We stapten door de opening en we wisten niet wat we zagen. Het landschap was ongekend. We zagen de hele Kings Canyon voor ons liggen. Een hele diepe kuil met daar omheen rotsen, bergen en sneeuw. Dan sta je daar… Ik ben niet iemand die snel huilt, maar op dat moment kwam het echt uit mijn tenen."
LEES OOK
Cliché maar waar, vooral de mensen maken zo'n lange tocht voor Lian en André speciaal. "We voelden ons zo verbonden met iedereen op de trail. Een gevoel van verbroedering. Iedereen werkt naar hetzelfde doel toe en iedereen helpt elkaar om het te halen. We hebben enorm hechte vriendschappen gevormd. Mensen die we nog steeds spreken." Maar ook mensen die niet zelf wandelen, kunnen voor trail magic zorgen. Zij worden de trail angels genoemd. "Dit zijn vrijwilligers die in de buurt wonen en hun uiterste best doen om jou te helpen." Je kunt ze bellen als je een probleem hebt of ze brengen onverwachtse verrassingen naar het pad. "Meestal zijn het mensen die de PCT zelf ooit hebben gelopen en iets willen teruggeven. Een echt Amerikaans fenomeen. Op Europese wandeltochten komen we dit nooit tegen." Lian is ooit flink uit de brand geholpen door een trail angel: "Ik was zo ziek. Diarree, koorts… We hebben toen een trail angel gebeld. Hij heeft me naar het ziekenhuis gebracht een paar uur rijden verderop, de hele dag buiten gewacht totdat we klaar waren en ons vervolgens weer een paar uur teruggereden."
"Een ander mooi moment, was toen we ineens ergens een koelbox met blikjes koud drinken vonden. We dachten: hoe komt die nou hier? De meest dichtbij zijnde weg is uren lopen. Er hebben dus mensen urenlang met een koelbox vol drinken en ijs gewandeld om ons blij te maken. Eén keer stond er zelfs iemand langs het pad hamburgers te bakken. Hij had een barbecue, vlees en fruit helemaal naar de trail gesjouwd. Ineens stonden we daar met twintig, dertig wandelaars te barbecueën. Geweldig!"
Lian en André helpen graag hikers zich voor te bereiden op deze zware tocht. Ook schreven zij een boek over hun bijzondere avonturen tijdens de tocht: Een half jaar met drie onderbroeken.