Close

Het taboe op woedende moeders

14 maart 2020 11:03 / Persoonlijk
M Moeders zijn altijd lief, altijd geduldig en als ze toch eens boos zijn, is dat keurig gecontroleerd en opvoedkundig verantwoord. Toch? Mooi niet, het kroost haalt nou eenmaal weleens het bloed onder je nagels vandaan en brengt het beest in je boven. Journalist Hanneke Mijnster vraagt zich af: kunnen we daar niet wat eerlijker over zijn?

Samen met je kind wordt ook een vat vol overtuigingen geboren. Over wat voor moeder je zult zijn, en wat je nooit zult doen. Alléén maar over je baby praten bijvoorbeeld. Of je huis volstoppen met plastic speelgoed. Apart koken voor moeilijke eters. Slaan. ‘Wacht maar’ lachen ervaren moeders je toe op je kraambed. En jij lacht vrolijk mee. Maar zelfs die laatste, gij zult nooit slaan, is geen garantie. Daarover schreef Minna Dubin een prachtig openhartig verhaal voor de New York Times: over de woede van moeders waar niemand het over heeft.

En nee, natuurlijk slaan we niet. Gelukkig niet. We weten beter. Minna ook niet. In haar verhaal beschrijft ze goudeerlijk de woede die zich soms van haar meester maakt, waarin ze voelt dat ze haar driejarige zoontje met een wel heel ferme tik achter het behang kan plakken soms. De woede stroomt door haar lijf, richting haar vuisten en het enige dat ze kan doen is hopen dat haar peuter haar op dat moment niet aanraakt. Een akelig herkenbaar gevoel, met een dikke laag gêne erop.

Zo'n spijkerbroekmoment is ook een vorm van geweld

Ook ik zag mezelf wel eens woedend met een spijkerbroek maatje 98 op het bedje van mijn dwarse peuter rammen, omdat ik na de zestigste ‘Nee!’ in een half uur op koken stond. De energie moest eruit en ik was allang blij dat ik het kon beperken tot die spijkerbroek. Het feit dat ik het bijna tien jaar later nog weet, geeft aan dat dit moment van moederwoede ook mij niet in de koude kleren ging zitten.

In controle

“Weet hij het zelf nog?” vraagt opvoedcoach Steven Pont me wanneer ik hem bel. Geen idee, maar de “huh? Neuh...” van mijn inmiddels pre-puber stelt me gerust. Toch is ook dit spijkerbroekmoment een vorm van geweld, legt Pont uit. “Zo’n uitbarsting voelt onveilig voor een kind. En als jij onveilig bent, wordt het leven onveilig. Het was misschien effectief voor jou, om te ontladen, maar effectief is niet altijd goed. Je kunt hier bijvoorbeeld niet je standaard methode van maken. Je zult dus toch iets anders moeten bedenken om in controle te zijn van de situatie.”

Ruigere meisjes vinden we sneller een probleem dan ruigere jongens

Is weglopen dan een goed idee? Even stoom afblazen in een andere kamer? Dat hoeft niet eens, legt Pont uit. “Praat gewoon. Zég dat je boos bent, zonder te schreeuwen. Maar zeg gewoon dat je heel erg boos bent. Niemand ontneemt je je emotie, maar het is aan jou om te bedenken hoe je weer uit die emotie komt. Focus je even op je eigen lijf en realiseer je dat een kind nooit expres het bloed onder je nagels vandaan pulkt. Uiteindelijk gaat het om: hoe leef ik het voor? Wil je je kind leren dat schreeuwen en slaan de beste manier is, of wil je je kind leren om op een fijne manier met emoties om te gaan.”

Moeders moeten rustig zijn

Ja, hartstikke waar en verstandig allemaal, maar de pijnlijke waarheid zit ‘m juist in het plots ontstaan van de woede en in het taboe erop. Moeders horen nu eenmaal rustig en lief te zijn. Een rondje vragen bij vriendinnen levert herkenning in soortgelijke situaties op, maar allemaal met de toevoeging dat het heel erg was, of zelfs niet aan de eega verteld is.

Van vrouwen wordt verwacht dat we geduldig zijn. “De kiem ligt in onze vroege opvoeding,” verklaart Pont. “Ruigere meisjes vinden we al sneller een probleem dan ruigere jongens. Van vrouwen wordt verwacht dat ze zich wat inhouden en dat verwachten vrouwen ook van elkaar. Zo blijft het taboe bestaan. Terwijl iedereen natuurlijk met een verschillend toerental bedraad is. De een slaat nu eenmaal sneller aan dan de ander.”

De spanning in je brein zet zich vast in je lijf

En dat aanslaan wil wel, wanneer je twintig keer ‘nee’ hoort. Of ‘mama’. Of ‘mag ik.’ “We hebben allemaal grenzen waarbinnen we ons prettig voelen. De impulsen die daarin opspringen, worden verwerkt en daarin heerst de ratio. Dat gebied is de een ruimer dan voor de ander. Zodra je over grenzen gaat, roept dat spanning op. En bij spanning treedt een ander deel van het brein in werking. De weerstand die je normaal kunt bieden aan die impulsen wordt dan kleiner. Die spanning in je brein zet zich vast in je lijf, en daarom moet je altijd zorgen dat je lijf weer rustig wordt.

Dus haal liever even diep adem voordat je boos de trap op buldert als de kinderen boven lawaai maken. Je grijpt beter in vanuit rust. Vraag de volle aandacht van je kind en zeg rustig en zo simpel mogelijk wat je wil. En hoe jonger het kind is, hoe meer fysieke nabijheid nodig is. Dus zeg niet zoals de dame in het verhaal dat je kind van je af moet blijven, want daarmee wijs je het kind als persoon af. Zeg liever dat je nu zelf even rustig wil worden en maak het moment aan het einde weer fysiek. Een goede knuffel doet wonderen voor jullie allebei.”

Hanneke Mijnster