Close

Voorbij de oneliners: kap nou 's met die 'luie deeltijdprinsesjes'

14 februari 2021 08:02 / Werk
O Onze typisch Nederlandse parttime cultuur lijkt een steeds groter probleem. Waarom is dat? En waarom leggen we de verantwoordelijkheid voor de oplossing ervan zo graag bij die ‘luie’ deeltijd werkende vrouwen neer? Journalist Franke van Hoeven, zelf zo’n ‘luie deeltijdprinses’, zoekt uit waarom deze discussie haar zo irriteert.

De Nederlandse deeltijdprinses. Ze is lui. Egoïstisch. Verpest het voor andere vrouwen op de arbeidsmarkt. Heeft te veel tijd voor zichzelf. De beeldvorming van deeltijd werkende vrouwen in de media is niet mals. Zelfs bij de documentaire Waarom werken vrouwen niet, die eind 2020 verscheen en die een poging doet het onderwerp zo objectief mogelijk te benaderen, voelde ik als kijker toch een lichte afkeur voor deeltijd werkende vrouwen. Een item over dit onderwerp afgelopen dinsdag bij Nieuwsuur, werd geïllustreerd met een verpleegster die vier uur per week werkt - en die met zo weinig uren eerder een uitzondering is dan de regel.

In diverse columns krijgt de deeltijd werkende vrouw van mannen én vrouwen om de oren geslagen. De Nederlandse ‘deeltijddecadentie’, zoals journalist en columnist Sander Schimmelpenninck het graag noemt, is het ultieme Nederlandse taboe, een traditie die door ‘schijnprogressievelingen’ en ‘kleinburgers’ in stand wordt gehouden. Dat moet veranderen, want al die parttime werkende vrouwen in Nederland zorgen voor problemen. Ze houden de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in stand. Ze zijn financieel afhankelijk van hun man. Er komen zo te weinig vrouwen op topposities terecht. Bedrijven komen in de toekomst arbeidsplaatsen tekort, vooral in de zorg en het onderwijs. Die krapte op de arbeidsmarkt gaat weer ten koste van onze economische groei. Om maar eens wat zaken te noemen.

Lui? Ik ben al blij dat ik alle ballen in de lucht weet te houden

Een van de manieren om deze problemen op te lossen, is als die deeltijdvrouwen meer gaan werken. Zij worden daarom ook snel als schuldigen aangewezen als ze dat niet doen. En daar ben ik ook schuldig aan, want ik werk parttime. Toch heb ik geen tijd om uitgebreid koffie te leuten met de buurvrouw of eens lekker veel tijd voor mezelf te nemen. Ik ben freelance journalist. De ene week werk ik twintig uur, de andere zestig. Ik gun mezelf meer vrije dagen dan de gebruikelijk 25, omdat ik in de vakanties graag bij mijn kinderen ben en ze niet eindeloos wil onderbrengen bij BSO of kinderkamp. Niet omdat ik dat zielig vind, maar omdat ik daar zelf enorm van geniet.

Naast mijn betaalde werk heb ik onbetaald werk. Zo manage ik het huishouden (dat, zoals zoveel zorgende ouders weten, uit meer bestaat dan de wc soppen), zorg ik samen met mijn man voor de kinderen én ben ik bezig met het schrijven van een handboek voor jonge moeders, Ik denk dat ik het wel kan, dat komende zomer in de winkels ligt. De meeste werkdagen ben ik rond 20.00 uur ‘s avonds, als de kinderen op bed liggen, klaar met mijn taken voor die dag. Lui? Mwah. Weinig ambitieus? Man, ik ben allang blij dat ik alle ballen in de lucht weet te houden. Ik ben financieel onafhankelijk én geniet van het gezinsleven nu mijn kinderen jong zijn. Daar ben ik dankbaar voor en trots op. En toch voel ik dat ik me moet verdedigen als het weer eens over die ‘luie deeltijdprinsesjes’ gaat.

Gevoelige snaar

Dat het onderwerp bij meer mensen gevoelig ligt, blijkt als ik een oproep plaats op al mijn social media-kanalen, waarin ik ‘luie deeltijdprinsessen’ vraag naar hun beweegredenen om parttime te werken. Ik wil graag van hen zelf weten wat hun drijfveren zijn, in plaats van af te gaan op dat eenzijdige plaatje dat ik nu inmiddels wel heb gezien. Mijn mailbox ontploft. Vrouwen mailen me dat ze minder zijn gaan werken om de carrière of het bedrijf van hun man te ondersteunen. Om te zorgen voor zieke kinderen. Ze doen aan mantelzorg voor oudere familieleden of hebben zelf een chronische ziekte. Er zijn vrouwen die aan vrijwilligerswerk doen.

Ook zijn er vrouwen die veel tijd kwijt zijn aan het opzetten van hun eigen bedrijf. Tonke de Jong schrijft: “Ik ben gepromoveerd medisch ingenieur aan de TU Delft en ben na mijn promotie deeltijd gaan werken in loondienst, omdat ik daarnaast mijn eigen bedrijf aan het opzetten ben. Ook heb ik een tweede huis in Spanje dat ik vorig jaar volledig heb opgeknapt en verhuur. Ik werk drie dagen per week als wetenschapper in een ziekenhuis, waar ik onderzoek doe naar de meerwaarde van nieuwe PET scan-methodes voor kankerpatiënten. Binnen mijn eigen onderneming bied ik academische ondersteuning aan jonge wetenschappers.”

'Het debat wordt gedomineerd door schreeuwende eenlingen die oneliners in de lucht smijten'

Kristien de Leeuw is in de onbetaalde uren doe-het-zelver: “Er is superveel te regelen met drie kinderen. Ik zit nooit stil en heb veel geklust in huis: trapkast, bedstee, inbouwkast. Daar heeft mijn man met zijn fulltime baan geen tijd voor. Ik vind het heerlijk. We zijn net gestart met een aanbouw aan het huis. Daar zal ook het nodige werk en geregel uit voortkomen.” Sarah Groens dochter bleek meervoudig gehandicapt te zijn: “Ik heb jaren drie dagen gewerkt als leerkracht in het basisonderwijs, maar vanwege de zorgen voor onze dochter werk ik nu twee dagen. Daarnaast heb ik een webshop, waarmee ik één á twee dagen per week bezig ben.” Ook zijn er vrouwen, tot slot, die liever werken op output dan op urenbasis, zoals Florine van Wulfften Palthe: “Ik ben ervan overtuigd dat een veertigurige werkweek niet per se productiever is. Ik werk het liefst op de momenten dat ik veel energie heb. Bovendien houd ik erg van surfen en outdoor sporten en plant dat zich niet altijd goed in het weekend. Ik heb zo een hogere kwaliteit van leven.”

Discussie van oneliners

De discussie over de problemen die ons deeltijdparadijs met zich meebrengt, levert vooralsnog veel wrevel op, niet alleen bij de ‘prinsessen’ zelf. Zo vertelde ondernemer Eline Leijten in het NPORadio1-programma De Nieuws BV dat deeltijd werkende vrouwen eerder een standbeeld verdienen dan zoveel kritiek: “Er wordt gesuggereerd in de aankondiging (van de documentaire Waarom werken vrouwen niet, red.) dat Sander Schimmelpenninck het debat over het parttime paradijs op de kaart heeft gezet. Mijn observatie is dat al vijftien jaar het debat over arbeidsparticipatie van vrouwen wordt gedomineerd door schreeuwende eenlingen die oneliners in de lucht smijten.”

Dat door oneliners gevoerde debat zit ook Wieteke Graven dwars. Ze is oprichter van de stichting Het Potentieel Pakken en heeft als missie het potentieel van vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt optimaal te benutten. Ze doet dit met behulp van het ontplooien van innovatieve initiatieven, waarbij onder andere vrouwelijk talent wordt ingezet om arbeidstekorten in de zorg en het onderwijs op te lossen en vrouwen te helpen economisch zelfstandig te worden.

Graven: “De discussie over arbeidsparticipatie is er een geworden van oneliners. Daar bedoel ik mee: ‘Vrouwen willen niet, kunnen niet, het is onmogelijk, past niet in ons systeem.’ Wat mijn missie is, is om te denken in wat wél kan en de toon van het debat genuanceerder en positiever maken, omdat het voor alle betrokken partijen een ongelooflijk voordeel biedt als we door de diepgewortelde norm van kleine deeltijdbanen kunnen breken. Met 32 uur werken is niets mis. Alleen, wat we in Nederland zien, is dat bijna de helft van de vrouwen minder dan 27 uur per week werkt. Als je daar een beetje bij kunt plussen, is dat bijzonder zinvol.”

'Grotere banen kunnen bijdragen aan het oplossen van arbeidstekorten in de zorg of het onderwijs'

Graven ziet de voordelen van meer gewerkte uren door vrouwen op drie niveaus terug: op individueel niveau, voor de cruciale sectoren en voor de algehele economie. “Op individueel niveau zijn er voordelen zoals persoonlijke ontwikkeling, meer inkomen voor nu en later (pensioen), het schept betere kansen op de arbeidsmarkt, een goed rolmodel kunnen zijn voor je kinderen. Ook vanuit het perspectief van bredere welvaart: door geld te verdienen kun je ook een huis kopen of op vakantie te gaan. In sectoren zoals de zorg en het onderwijs kunnen grotere banen een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van arbeidstekorten. En als mensen meer werken, zijn er ook meer belastinginkomsten om de infrastructuur van ons land gaande te houden.”

Met vrouwen in gesprek

Graven doet dat met haar stichting door voor een periode van zes maanden actief aan de slag te gaan met grotere contracten met werkgevers en medewerkers, onder andere door het faciliteren van goede gesprekken tussen beide. Wat hebben vrouwen nodig om wat meer uren per week te maken? In de zorg en het onderwijs is meer dan 85 procent vrouw. Er zijn relatief veel vrouwen die weinig werken. Dit zijn nu juist de sectoren waar tekort is aan arbeidskrachten. Volgens Graven is het grootste probleem dat er sinds lange tijd niet is gekeken naar de norm in deze sectoren.

Graven: “Deeltijdbanen waren een geweldig middel om vrouwen op de arbeidsmarkt te krijgen, maar dit is inmiddels dertig, veertig jaar geleden. De norm die toen gold, geldt nog steeds en is nooit meer ter discussie gesteld. In de zorg werkt de helft van de vrouwelijke medewerkers minder dan 25 uur per week. Om de tekorten op te lossen, hebben zorginstellingen gekeken naar werving van mensen uit andere sectoren, naar personeel binnenhalen uit het buitenland, terwijl het eigen talent, dat al in huis is, gemiddeld rond de 23 uur per week werkt. Een vreemde situatie.”

Ze is bezig daar verandering in te brengen. Dat begint met simpelweg het gesprek aan gaan met die vrouwen zelf en hen te vragen waaróm ze achttien uur werken. Graven: “ We vragen hen: waarom heb je deze keuze gemaakt? Weet je wat de gevolgen zijn van je financiële situatie als je gaat scheiden?” Wat Graven opvalt is dat veel vrouwen, net als de instellingen waarvoor ze werken, nooit stilstaan bij de hoeveelheid uren die ze werken: “Ze zijn op hun 18de begonnen met een contract van twintig uur en dat is altijd zo gebleven.” Samen met de werknemers en werkgevers kijkt ze wat deze vrouwen nodig hebben om bijvoorbeeld één dag per week extra te werken. Genoemd wordt: invloed kunnen uitoefenen op roosters, flexibiliteit in uren of het verloop van de loopbaan (als het werk fysiek te zwaar wordt, weer terug kunnen naar minder uren). Ook een betere beloning wordt genoemd. Graven: “Ze willen fair betaald worden. Dat is volkomen reëel. We gaan dan aan de slag om dat mogelijk te maken.”

Ze ziet nu, na een jaar werk, de eerste positieve ontwikkelingen: “We doen dit nu bij drie zorginstellingen als proeftuin en het levert heel positieve resultaten op. We hebben rond de zestig grotere contracten kunnen realiseren. We zien het vlammetje gaan branden: ook het ministerie van Volksgezondheid ziet dit als een kansrijke oplossing voor personeelstekorten in de sector. We zien wel dat het helpt te denken in kleine stappen: 2 of 4 uur meer per week kan al een enorm verschil maken, en is voor vrouwen ‘goed te doen’. Iedereen maakt uiteraard een eigen keuze, maar we willen wel dat iedereen een bewuste keuze kan maken. In veel gevallen is het ooit geen bewuste keuze geweest. Dat is waar wij op inzetten. Het is een complex vraagstuk, maar als je het op de juiste manier insteekt, levert het veel positiviteit op.”

Met bedrijven in gesprek

Hilde Tholen, hoofdredacteur van het blad Ouders van Nu is op dit moment met diverse bedrijven in gesprek. Samen met het blad Intermediair onderzoekt ze hoe family friendly bedrijven zijn, wat ze doen om de situatie voor jonge gezinnen te verbeteren en wat ze daarvoor nodig hebben. Ze verwacht over ruim twee maanden de resultaten van dit onderzoek te hebben. Tholen: “Zoals diversiteit een paar jaar geleden een ding was, zo is family friendly dat nu. Het onderwerp heeft de interesse gewekt nu arbeidsparticipatie van vrouwen hoger op de politieke agenda komt. Issues als meer vrouwen aan de top, vrouwen meer aan het werk krijgen, daar willen bedrijven graag wat mee. Dat lukt nog niet altijd, nu vrouwen vaak nog parttime werken.”

'Er wordt in Nederland weinig rekening gehouden met werkende ouders'

Werkgevers beginnen volgens haar steeds meer in te zien hoe belangrijk het is als vaders ook een adempauze krijgen als hun kind is geboren. Dat het voor het hele gezin beter is als het thuis, in alle rust, goed geregeld is. Bovendien heeft de coronacrisis bewezen dat flexibeler of vaker thuiswerken minder eng is dan gedacht.

Het grootste probleem, aldus Tholen, is dan ook dat volgens haar basissysteem niet goed is uitgerust. Tholen: “Er wordt in Nederland weinig rekening gehouden met werkende ouders. In het buitenland is het onderwijssysteem wél op werkende ouders ingericht. Kinderen gaan er vaak al vanaf hun eerste jaar naar ‘school’.” Bovendien heeft de toeslagenaffaire duidelijk gemaakt dat ons systeem niet werkt: “Het is te duur en onduidelijk. Je komt er slecht achter wat de meest gunstige situatie is voor je gezin, waar je recht op hebt, hoe je het het beste kunt organiseren thuis.”

Tholen wijst op de goede initiatieven die inmiddels vanuit de politiek worden ontwikkeld om daar iets aan te veranderen: “Bijna alle partijen willen kinderopvang gratis maken. Ik ben erg benieuwd hoe daar tijdens het onderzoek op wordt gereageerd. We stellen ook de vraag: ‘Als kinderopvang gratis wordt, zou je dan meer gaan werken?’ Ik vermoed namelijk dat veel mensen het juist ook door de coronacrisis meer zijn gaan waarderen om bij de kinderen te zijn.”

Met de politiek in gesprek

Voordat de politiek daar de juiste stappen in kan zetten, is het nodig om de focus van het probleem te verleggen, zo betoogt bestuurssocioloog Mark van Ostaijen, verbonden aan de Erasmus Universiteit, in zijn essay Voltijd werkende mannen houden de ongelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt in stand, dat in november 2020 in de Volkskrant verscheen. Van Ostaijen: “Wat ik heb gedaan in dat essay is om de discussie te verplaatsen naar de ‘so-called’ eerste sekse. Dat is namelijk de sekse die de norm bepaalt in onze patriarchale samenleving: de man.

De afgelopen vijftig jaar is het emancipatiebeleid in Nederlands steeds meer een vrouwenkwestie geworden en zijn mannen er langzaam maar zeker uitgegumd. Uit mijn beleidsanalyse blijkt dat sinds emancipatie op de agenda is gezet, tijdens Kabinet-Den Uyl, het probleem langzaam verschoven is van een man-vrouwkwestie, naar een een kwestie van allochtone vrouwen en autochtone vrouwen, onder de paarse kabinetten. Het werd toen een vrouwenvraagstuk. Nu is het vraagstuk verschoven naar LHBTQI-problematiek, waarmee het een minderhedenvraagstuk is geworden - en is de man definitief uit zicht geraakt.”

Nederlandse mannen zijn óók kampioen deeltijdwerken, maar daar hebben we het niet over

Volgens van Ostaijen zou de voltijdnorm niet het uitgangspunt moeten zijn, en is een situatie waarin iedereen vier dagen per week werkt een gezondere basis. “In de jaren zeventig was dit al bij Hedy D’Ancona het uitgangspunt, namelijk het terugbrengen van de voltijdnorm. De crux hierachter: het betaalde werk ligt bij mannen, het onbetaalde werk vaak bij vrouwen. We hebben nu de deeltijdnorm geproblematiseerd. De agenda in Den Haag is: vrouwen moeten meer werken. Vrouwen moeten namelijk zogenaamd economisch zelfstandig worden en financieel autonoom. Dat wordt gedaan door vrouwen ‘op te jagen’ op de arbeidsmarkt. Je problematiseert daarmee vrouwen nog steeds in een positie dat ze door een hoepel moeten springen om aan de mannelijke norm te voldoen.” Een trieste situatie, volgens Van Ostaijen, want “als je je als vrouw zeer geëmancipeerd positioneert en direct na je verlof vijf dagen gaat werken, ben je geen goede moeder. Als je aan de andere kant niet gaat werken, ben je niet ambities. Je doet het als vrouw nooit goed.”

Die teneur zie je volgens hem heel sterk in de Emancipatiemonitor terug: “Daarin gaat het nooit over het aandeel dat mannen hebben in die emancipatiestrijd en dat heeft me enorm verbaasd. Het geeft een gemankeerde kijk op de werkelijkheid en het zet vrouwen op 1-0 achterstand. We hebben het in Nederland nooit, maar dan ook nooit, over de emancipatie van de man.”

Waar we het ook nooit over hebben, ironisch genoeg, is dat Nederlandse mannen óók kampioen deeltijdwerk zijn. Van Ostaijen: “Het akkoord van Wassenaar, het bekende polderoverleg tussen Lubbers en Kok, zat vast tussen werkgevers en werknemers. Lubbers wilde een loonkorting invoeren en dat wilde Kok niet, als voorman van de FNV. Die stelde deeltijd voor als een compromis. Deeltijdwerk is bedachten is een gender overstijgend Nederlands fenomeen, waarbij het de vrouw is die constant in de verdediging mag.”

En dus is het misschien ook niet zo verbazingwekkend dat het juist de vrouwelijke politici zijn die hameren op gratis kinderopvang, een beter minimumloon, langer zorgverlof voor partners, waar de vier vrouwelijke lijsttrekkers afgelopen donderdag bij M aan tafel zo gepassioneerd over praatten. Maar ja, woorden zijn natuurlijk niet genoeg. Er moet ook iets concreets gebeuren. Dat gaat volgens Van Ostaijen sneller als maatschappelijke onvrede zichtbaar is. “Dan voelen politici die urgentie ook pas beter. Deze problematiek legt precies de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen bloot.”

We doen het samen

Gelukkig zijn er inmiddels ook mannen die de urgentie van verandering inzien. Robin van Tilburg is auteur van het boek Kickstart je Vaderschap, waarin hij vaders tips geeft hoe ze meer betrokken kunnen zijn bij hun gezin, bij de zorgtaken. Volgens hem is veertig uur werken geen doel op zich meer onder de jongere generatie: “Die stelt zichzelf de vraag: waarom is fulltime werken eigenlijk de norm? Zeker ouders van jonge gezinnen zeggen steeds vaker: waarom moet je allebei fulltime werken als dat financieel gezien niet strikt noodzakelijk is? Weegt dat op tegen de extra druk die dat op het gezinsleven legt? Wat is de meerwaarde? Men lijkt steeds meer te kiezen voor welzijn in plaats van welvaart.”

'Vrouwen werken vaak heus wel fulltime, maar krijgen er niet voor betaald'

Voor hem komt het neer op samen als gezin kijken wat je belangrijk vindt in het leven: wat zijn onze wensen en ambities, hoe gaan we dat vormgeven? Daarbij hoort ook de vraag hoe de zorgtaken worden verdeeld. Van Tilburg: “Zorgen wordt nog altijd overwegend gezien als de taak van de vrouw. Dat is vaak het onbetaalde werk.” Volgens hem moet er in deze discussie vooral gekeken worden naar die zorgtaken, die volgens hem gelijk moeten worden gesteld met betaalde arbeid. “Als je het hele plaatje erbij pakt, kom je tot de conclusie dat vrouwen wel degelijk vaak fulltime werken in termen van uren, maar dat ze er alleen niet voor betaald krijgen.”

Kortom, tijd voor verandering. Tijd om verder te kijken dan die luie deeltijdprinsesjes, als we willen dat deze discussie op een inhoudelijke een eerlijke manier wordt gevoerd.

Hoe? Door de (patriarchale) status quo te bevragen. Door politici te doordringen van de urgentie van deze problematiek. Door bedrijven te helpen bij hun missie het werk anders in te richten. Door het de deeltijdwerkende vrouwen zélf te vragen. Zij kunnen immers als geen ander uitleggen hoe de werksituatie voor hen kan verbeteren en hoe zij hun leven willen vormgeven. En wie weet, komen we dan tot heel interessante conclusies en nieuwe oplossingen die ons verder kunnen helpen bij de emancipatie van de vrouw én man.

De cijfers

63,8 procent van de vrouwen in Nederland was in 2019 economisch zelfstandig, ten opzichte van 56,6 procent tien jaar geleden. Van de mannen was dat 81,1 procent, ten opzichte van 78,9 procent tien jaar geleden. 

Van de groep 25-35 jaar werkt 34 procent van de vrouwen fulltime, tegenover 70 procent van de mannen en werkt 49 procent parttime tegenover 18 procent van de mannen. Van de hoogopgeleide vrouwen werkt 44 procent parttime, ten opzichte van 12 procent van lager opgeleide vrouwen.

De arbeidsdeelname onder Nederlandse vrouwen is hoog: 64,4  procent van de vrouwen tussen de 15 en 75 procent heeft betaald werk. De werkweek van vrouwen is echter kort: gemiddeld 25,5 uur per week. Als je de arbeidsdeelname en het aantal gewerkte uren combineert, werken vrouwen ten opzichte van vrouwen in andere Europese landen weinig.

Bron: CBS

Franke van Hoeven