Close

Idealisme vs. realisme: voor welke wereld voed je je kinderen op?

07 november 2021 12:11 / Gezin
R Racisme, seksisme, onrecht, discriminatie, het zijn voor opvoeders ingewikkelde thema’s, merkt ook journalist Floor Bakhuys Roozeboom in de praktijk. Want wat is wijsheid? Voed je je kinderen op met een beeld van de wereld zoals die zou moeten zijn? Of zoals de wereld nu is? “Ik hoor mezelf zeggen: huidskleur doet er niet toe. Maar de realiteit is helaas anders.”

“Die wil ik niet, mama. Want die is roze en dat is voor meisjes.” Mijn zoon is net 5 geworden en de tijd dat hij zich nog met de roze sandaaltjes van zijn oudere nichtjes liet afschepen is duidelijk voorbij. Steeds vaker deelt hij zijn observaties over indelingen, hokjes en afbakeningen in de wereld, die wij volwassenen zelf ook ervaren, maar tegenover kinderen zo graag ontkennen. "Nee hoor lieverd, roze is niet voor meisjes. Roze is ook gewoon voor jongens", hoor ik mezelf zeggen. Maar terwijl ik het zeg, voel ik ook dat het ergens wringt. Want als dat zo is, waarom ziet mijn zoon dan niet meer jongens en mannen om zich heen die roze dragen? En waarom ziet hij dan in zijn klas dat het vooral meisjes zijn die zich van top tot teen in een combinatie van paars, roze en eenhoorns met glitters hullen? Zeggen dat roze niet per se voor meisjes is, voelt als het pedagogisch verantwoorde antwoord, maar is het ergens ook niet een ontkenning van een realiteit die mijn zoon in feite haarscherp waarneemt?

Iedereen die weleens tijd met ze doorbrengt, weet: kinderen hebben een heel scherp waarnemingsvermogen en een uitstekende bullshit detector bovendien. Ze leren door naar de wereld te kijken en trekken hun conclusies op basis van wat ze meemaken en zien. En dat strookt lang niet altijd met wat hun opvoeders ze vertellen. "Huidskleur doet er niet toe", hoor ik mezelf zeggen. Maar ondertussen groeien mijn kinderen op in Haarlem in een overwegend witte buurt. "Iedereen kan alles worden", leren de kinderen tijdens het beroepenproject op school. Maar is dat ook zo? "Man, vrouw: je kunt verliefd worden op iedereen", zeg ik tegen mijn zoon. Maar ondertussen ziet hij veruit in de meeste films en boekjes een variant van het klassieke boys meets girl. Nu mijn kinderen ouder worden en het gebrabbel plaatsmaakt voor scherpe observaties en moeilijke vragen, vraag ik me steeds vaker af: kan ik ze het beste opvoeden met een beeld van de wereld zoals ik die graag zou zien? Of met een beeld van de wereld zoals die nu is? 

Het is misschien niet handig om je kinderen een totaal onrealistische sprookjeswereld voor te houden

Ik ga met mijn vraag te rade bij de Vlaamse Eva Dierickx. Zij is kleuterleerkracht, onderwijskundige en auteur van het boek Kleuter Leerkracht. In haar werk heeft ze in het bijzonder aandacht voor 'sociaal rechtvaardig onderwijs en opvoeding van jonge kinderen'. Zo is ze betrokken bij een project rondom anti-racistisch onderwijs voor kleuters, een onderwerp dat zowel in Vlaanderen als in Nederland volgens haar eigenlijk nog in de kinderschoenen staat. Of het nu gaat om racisme of gender, sociale rechtvaardigheid of verschillen in seksuele oriëntatie. Tot voor kort werden deze issues in het onderwijs en in de opvoeding gewoon genegeerd, vertelt ze. "Maar we weten inmiddels dat dat niet de beste methode is: kinderen krijgen namelijk al vanaf jonge leeftijd iets van deze onderwerpen mee. Ze doen observaties, hebben vragen, maken er opmerkingen over. En volwassenen waren eigenlijk altijd geneigd om dat allemaal een beetje weg te wuiven. Niet uit slechte bedoelingen, maar vooral omdat ze zelf eigenlijk niet goed weten hoe ze er mee om moeten gaan."

Ze stelt me dan ook gerust: ik ben lang niet de enige volwassene die dit soms lastig vindt. "De vraag die je jezelf stelt, is een hele legitieme. Het is een thema waar eigenlijk net pas wat meer aandacht voor komt. We hebben dan ook nog geen pasklare antwoorden voor handen." Toch zijn er wel een aantal inzichten die ze met me kan delen, die in dit verband van waarde kunnen zijn. Allereerst: het is misschien niet handig om je kinderen een totaal onrealistische sprookjeswereld voor te houden die mijlenver afstaat van de realiteit. Maar in sommige contexten kan het wel degelijk waardevol zijn om niet alleen te laten zien hoe de wereld is, maar ook hoe de wereld zou kunnen zijn. En dat gaat met name op als het om representatie gaat: wat voor soort mensen zien kinderen terug in welke context? En wat krijgen ze daardoor mee over hun eigen potentie en plek in de wereld?

"Kinderen hebben rolmodellen nodig", zegt Dierickx. "Mensen in wie ze zich herkennen en naar wie ze op kunnen kijken, doordat ze zien: zo kan ik ook worden. Uit onderzoek blijkt dat wat kinderen waarnemen, in de media, in boeken, films en in hun eigen leven, bepalend is voor hun wereldbeeld én eigen toekomstperspectief. Zo blijkt dat kinderen al op jonge leeftijd geloven dat mannen vaker posities van macht innemen, wetenschappers of dokters worden, bijvoorbeeld." Nu kun je natuurlijk zeggen: dat is nou eenmaal de realiteit. Maar als we willen dat die realiteit ooit verandert, is het volgens Dierickx wel degelijk nodig om kinderen waar mogelijk te laten zien dat het ook anders kan. "Men zegt weleens: you can’t be what you can’t see. Daarom is het van belang om kinderen kennis te laten maken met een grotere diversiteit aan rolmodellen. En als die diversiteit in de realiteit nog ontbreekt, dan kan het geen kwaad om als opvoeder een handje te helpen." Bijvoorbeeld door in boekjes, filmpjes en verhalen wél alvast die diversere realiteit te laten zien.

"Kinderen leren vooral door wat ze om zich heen zien", zegt ook Chanel Lodik. Zij is antiracisme onderwijzer, trainer op het gebied van diversiteit en inclusie en auteur van Het Antiracismehandboek dat deze maand verschijnt. Boeken, films, verhalen en beelden kunnen in dat verband hele mooie hulpmiddelen zijn, zegt zij, maar verwacht er ook weer geen wonderen van. Uiteindelijk heeft niets zoveel invloed als wat kinderen zelf meemaken in hun dagelijkse realiteit. "Als je bewust stil wilt staan bij wat je je kinderen meegeeft over de wereld, is het belangrijk om vooral ook goed naar jezelf te kijken. Welke woorden gebruik je? Hoe praat je over mensen? Hoe behandel je mensen?  Hoe divers is de kring mensen om jou heen? Hoe vaak en hoe vanzelfsprekend wordt jouw kind geconfronteerd met mensen die niet op jullie lijken? Welke bewuste of onbewuste vooroordelen heb je zelf? Hoe diverser de omgeving waarin een kind opgroeit, des te minder vooroordelen die zal koesteren over mensen die er anders uitzien dan het kind zelf."

Uit het onderzoek blijkt dat kinderen tussen de 6 en 10 jaar al vooroordelen hebben

 

Als het aankomt op een onderwerp als racisme, is het idee van 'kleurenblind opvoeden' in elk geval achterhaald, zo blijkt uit onderzoek van de Nederlandse hoogleraar Judi Mesman. Als je het onderwerp huidskleur krampachtig gaat vermijden, geef je de boodschap af: dit is beladen, hier mag het het niet over hebben. Bovendien: kinderen zijn net zo min kleurenblind als volwassenen dat zijn. Ze nemen al vanaf 9 maanden verschil in huidskleur waar en beginnen al vanaf een jaar of 3 met het koppelen van eigenschappen aan bepaalde uiterlijke kenmerken. En uit het onderzoek van Mesman blijkt dat kinderen tussen de 6 en 10 jaar al vooroordelen hebben. Ze maken onderscheid op basis van etnische kenmerken en gebruiken dit bijvoorbeeld om te bepalen wie naast ze mag zitten of wie op hun feestje mag komen. Kinderen uit de 'eigen groep' hebben vaak de voorkeur.

In haar boek Opgroeien in kleur stelt hoogleraar Judi Mesman dat verschillen in huidskleur juist benoemd mogen worden, omdat je op die manier onderwerpen als vooroordelen en racisme bespreekbaar kunt maken. En ook als het gaat om verschillen op basis van gender of andere persoonlijke kenmerken, is benoemen beter dan wegwuiven. Dierickx: "Toen er laatst werd verbouwd in ons huis, zei mijn dochter: 'De werkmannen moeten dat maken.' En ik zei: 'Of de werkvrouwen natuurlijk.' Maar mijn dochter hield vol: 'Nee mama, de werkmánnen.' Want ik kan wel zeggen hoe het zou moeten zijn, maar dit is wat ze ziet en daar zit blijkbaar een verschil tussen." En, stelt ze, dat verschil kun je naar kinderen toe ook prima benoemen. "Je kunt gerust zeggen: 'Vrouwen kunnen eigenlijk net zo goed dingen maken als mannen. Gek eigenlijk dat er dan toch meer werkmannen zijn, he?' Of als een kind opmerkt dat er op school weinig leerkrachten van kleur of met een hoofddoek zijn. Wuif dat dan niet weg, maar zeg bijvoorbeeld: 'Wat heb je dat goed gezien. Zou dat overal zo zijn of enkel hier? Wat vind jij daarvan?'.

Ook Chanel Lodik benadrukt het belang van een open een eerlijke dialoog met kinderen, ook over complexe onderwerpen. "Volg daarbij vooral het kind. Begin niet uit jezelf allemaal ingewikkelde dingen uit te leggen als je kind er helemaal niet mee bezig is, maar grijp opmerkingen of vragen van kinderen zelf aan om uitleg, nuance of duiding te bieden." Als voorbeeld geeft ze een moment met haar eigen nichtjes van 7 en 8. "Mijn zoontje had de jongens-Barbie een rokje aangetrokken, waarop mijn nichtje zei: een rokje is niet voor jongens, dat is gek. Op zich zegt ze daar niets geks, want in de cultuur waarin ze opgroeit, dragen inderdaad vooral meisjes en vrouwen rokjes. Maar je kunt als volwassene wel wat meer context geven." Zo greep Lodik het moment aan om te vertellen dat een rok gewoon een kledingstuk is dat iedereen mag dragen. Dat er ook in andere landen en culturen mannen zijn die rokken en jurken dragen. Dat meisjes en vrouwen vroeger geen broeken mochten dragen, terwijl haar nichtjes die dag een broek droegen. "Zo kun je kinderen een breder perspectief meegeven, zonder dat je hun eigen ervaring wegwuift."

Zo’n verhaal over meisjes en vrouwen die vroeger geen broeken mochten dragen en nu wel, dat is volgens Dierickx een heel treffend voorbeeld van hoe je met kinderen op een toegankelijke manier kunt praten over sociale rechtvaardigheid. "Racisme, seksisme, discriminatie: kinderen snappen dat misschien nog niet helemaal. Maar ‘eerlijk’ en ‘oneerlijk’, dat snappen ze wel. Als ze bijvoorbeeld opmerken dat mannen vaker de baas zijn dan vrouwen, dan kun je vragen: waar zie je dat bijvoorbeeld? Vind je dat eerlijk? Waarom wel of waarom niet?" Ik vind het een mooie methode. En ik krijg al snel de kans om het thuis zelf toe te passen, nadat ik met mijn zoon een fragment uit de Disney-film Aladdin heb gekeken.

'Het mag niet', zei mijn zoon. 'Maar ik snap het wel'

In het fragment is Aladdin (de held van het verhaal) op de vlucht voor de paleiswachters (een soort politie met zwaarden) omdat hij een brood gestolen heeft. Mijn zoon vroeg na het filmpje: "Huh, maar boeven waren toch slecht en de politie was toch goed? Is Aladdin dan slecht?" Ik aarzelde even. 5 leek me toch nog een beetje jong voor een heel college over de grijstinten tussen goed en kwaad, schuld en onschuld, misdadigers en onschuldigen en oh ja, de gevolgen van armoede en sociale ongelijkheid. Dus ik zei dat niet iedereen die iets doet wat niet mag per definitie slecht is, of een boef. Ik legde hem uit dat Aladdin het brood had gestolen omdat hij geen geld had om brood te kopen. Vervolgens vroeg ik mijn zoon wat hij daarvan vond. "Het mag niet", zei hij. "Maar ik snap het wel. Want als je niets te eten hebt, dan is dat ook niet eerlijk."

Een volgende belangrijke stap is volgens Dierickx om gezamenlijk actie te ondernemen tegen de waargenomen oneerlijkheid. "Zo ken ik een leerkracht bij wie de kinderen in de klas opmerkten dat op de pot met zalmroze verf het woord ‘huidskleur’ stond. Terwijl huidskleur natuurlijk lang niet altijd roze hoeft te zijn. De juf heeft toen samen met de kinderen een brief geschreven aan de fabrikant. Of er vervolgens ook gehoor aan wordt gegeven, dat doet er nog niet eens zozeer toe. Zo’n brief is vooral een mooi middel om kinderen te leren dat er soms dingen zijn in de wereld die je zou willen veranderen. En dat je niet zomaar moet toekijken, maar zelf ook stappen kunt zetten om dat ook daadwerkelijk te doen en om je stem te laten horen."

Floor Bakhuys Roozeboom