Pick yourself up and try again: voor het eerst alleen op reis

Deze zomer, op mijn 31e ging ik voor het eerst een maand alleen op reis. Rijkelijk laat, een groot deel van mijn vrienden vertrok meteen na de middelbare met een volgestouwde backpack richting Azië of Zuid-Amerika. Sommigen werden au pair in Parijs of Londen, anderen gingen Italiaans leren in Florence. En nagenoeg iedereen kwam zongebruind, vol verhalen en avontuurszin terug. Natuurlijk was ik blij voor ze, maar ik benijdde ze ook: ik wilde dolgraag alleen op reis. Toch bleef het jaren bij fantaseren; angsten en de daaruit voortvloeiende controledrang the ones to blame.
Eigenlijk was ik overal bang voor: een neerstortend vliegtuig, te krappe stoelen in lokale voertuigen en horecagelegenheden (als dik persoon geen ongegronde angst, maar er zijn genoeg dikke mensen die wél met plezier reizen, dus om je daardoor te laten tegenhouden is natuurlijk onzin). Ik was als de dood voor eenzaamheid, en stelde me voor dat ik geen aansluiting zou vinden bij andere reizigers of locals. Wat als ik ziek zou worden, mijn spullen zou verliezen of werd bestolen? Ellenlange lijsten vol obsessieve doemgedachten vulden mijn hoofd. In mijn adolescentie heb ik jarenlang geworsteld met die angsten en depressies – ik vertrouwde mezelf niet en had niet het gevoel van mezelf op aan te kunnen. En dat leek me juist de basis voor een soloreis. Ik parkeerde het idee: ‘ooit’ zou ik zo’n reis maken, voor de time being bleef het bij dromen.
Het eiland van mijn moeder
Zo waren er verschillende reisplannen de afgelopen jaren, maar mijn grootste wens was om af te reizen naar Martha’s Vineyard, het Amerikaanse eiland waar mijn moeder ruim twaalf jaar woonde, vanaf haar 20e in de early eighties. Haar reis begon als vlucht na een getroebleerde jeugd hier in Nederland, maar ze bleef hangen omdat ze zich zo op haar plek voelde op het eiland. Helaas heb ik nooit precies van haar gehoord waarom deze plek nu zo magisch was, ze overleed toen ik 16 was na een kort ziekbed aan kanker. Daarna werd de drang om deze bijzondere plek te zien nog heviger.
“ Die eerste avond viel ik – als wandelend reiscliché – huilend in slaap
En dus maakte ik een plan: ik zou naar Martha’s Vineyard afreizen om research te doen voor mijn roman Ik zal je nooit meer, over het bewogen leven van mijn moeder, haar overlijden en mijn rouwproces. Maar er kwam een pandemie tussen. Nog voor ik het eiland kon bezoeken, begon ik met schrijven en volgde ik intensief therapieproces om mijn angsten aan te gaan. Ik leerde rouwen en ging emoties niet langer uit de weg. Het boek kwam er, en langzaamaan werd ik comfortabeler met mezelf. Meer dan ooit voelde ik: ik wil niets meer uit de weg gaan, ook al is het eng. Het was, kortom, hoog tijd om deze reis eindelijk te gaan maken.
Dat ik naar het eiland ging stond vast, maar ook de stad der steden lonkte. Net als veel andere millennials groeide ik op met tv-series als Sex and the City, Gossip Girl, Friends en Girls. De gemene deler hierin: het aanlokkelijke, bruisende New Yorkse leven. Mijn tijd zou ik verdelen tussen het eiland en de stad – ze lagen immers maar een paar uur van elkaar verwijderd. Al met al zou ik bijna een maand weg zijn, op mezelf. Eindelijk.
Vertraging, jetlag en dure ritjes
Zoals dat natuurlijk gaat met zo’n lang verwachte trip: het begin was niet bepaald een feestje. De weken voorafgaand was ik een hot mess: elke dag buikpijn van de spanning, een vol hoofd, honderd werkdeadlines en weer die good old doemgedachten. De reis zelf was hels (uren vertraging en wachttijd – uiteindelijk deed ik er bijna twintig uur over om voet op New Yorkse bodem te zetten). Toen maakte ik de grove fout bij de eerste de beste taxichauffeur in te stappen, hij nam een omweg en voor een ritje van drie kwartier moest ik afgerond 200 dollar aftikken. De hel ging door: de sleutels van mijn Airbnb lagen niet op de afgesproken plek, mijn telefoon was leeg, het regende en mijn nieuwe koffer ging kapot. Die eerste avond viel ik – als wandelend reiscliché – huilend in slaap.
LEES OOK
Dankzij een fikse jetlag was ik de volgende ochtend om 5.00 uur klaarwakker. Ik dacht: wat dóe ik hier? Alleen reizen is niets voor mij. Mijn controledrang en ik hadden de weken voorafgaand aan de reis een lijst opgesteld met alle plekken die ik wilde bezoeken: tientallen restaurants, musea, koffiespots, lieve parkjes, de beste thrift shops. Maar op dag één besloot ik het lijstje thuis te laten en op de bonnefooi de stad te ontdekken. Misschien is dat wel een voordeel van alleen op reis gaan als je iets ouder bent: ik kan inmiddels goed naar mijn gevoel luisteren. En ik wist meteen: ik word niet gelukkig van zo’n strakke planning, ik wil niet van hot naar her rennen. Vanaf dat moment besloot ik mezelf iedere dag te vragen: waar heb ik zin in, waar heb ik behoefte aan? Waar word ik blij van? En daar komt meteen de grootste plus van soloreizen om de hoek kijken: je hoeft met niets of niemand rekening te houden.
Alle plannen loslaten
De eerste dag bezoek ik een Sunday Service in Harlem. Ik ben overwegend atheïst, maar laat me raken door honderden mensen samen, in beweging in één kerk. De muziek, de woorden van een pastoor over geduld hebben, je eigen weg volgen, en don’t sweat the small stuff resoneren. Na het kerkbezoek voel ik me geland en laat ik me verrassen door de stad. Ja, de extreem knappe vrouwen in haute couture nippend aan dirty martini’s zijn er, de art galleries in Brooklyn met Lena Dunhamiaanse types ook, evenals de verveelde tieners gekleed in privéschool uniform rondhangend in Central Park. Maar er is zoveel meer. Een leuke ontmoeting bij een potje basketbal op de hoek van de straat, bijvoorbeeld. Ik word meteen op sleeptouw genomen door een local en zie de stad door zijn ogen. We passeren zingende kinderen op straat in The Bronx, zitten aan het water naast een prieeltje waar senioren vloeiend ballroom dansen. ’s Avonds gaan we naar een hiphop feestje in Soho waar iedereen betere moves heeft dan ik, maar het geeft niet; de muziek en 20 dollar cocktails voeren me mee de nacht in.
De volgende dag heb ik een van de grootste katers uit mijn leven en besluit ik de hele middag in een parkje te hangen met een boek. Het geeft me een enorm gevoel van vrijheid om zó mijn eigen plan te kunnen trekken, en niet langs alle toeristische trekpleisters of beste musea te snellen omdat een reisgenoot dat wil.
Waar ik eerder angstig was over hoeveel ruimte mijn dikke lichaam zou innemen op reis, voel ik me hier in de stad juist comfortabeler dan ooit. Om me heen zie ik mensen in vormen en maten hun beste leven leiden; schaars gekleed op warme zomerdagen en niemand lijkt daar vreemd van op te kijken. Waar ik thuis in Amsterdam onzeker kan zijn wanneer ik een blote zomeroutfit draag en vaak genoeg misprijzende blikken vang, ben ik daar in New York geen moment mee bezig.
Lange, lome zomerdagen
Na een paar dagen opgeslokt te worden door het stadse leven met veel verleidingen, eten en drank in overvloed, en de hectiek die verslavend is, maar ook uitput, vertrek ik naar Martha’s Vineyard. Daar aangekomen omarm ik de slow way of living die de eilanders uitdragen. Thuis lukt mediteren me nooit; mijn gedachten blijven over elkaar heen buitelen in mijn hoofd. Maar hier zit ik soms ongemerkt een half uur aan het water gewoon wat te turen. De schoonheid van het eiland overvalt me iedere dag: de helder groenblauwe zee waar je de vissen in ziet zwemmen, hectaren aan groen – zo veel diepgroene bebossing. De typische Amerikaanse highways, de rotsen, zogeheten gekleurde gingerbread huisjes – net Pippi’s Villa Kakelbont.
“ Wanneer ik dan weer een tegenslag heb overwonnen, voel ik me on top of the world
Iedere ochtend word ik gewekt door eekhoorntjes die in de boom voor mijn slaapkamerraam klimmen. Nooit eerder zag ik zo veel herten van dichtbij. Ik eet groenten en bloemen uit de moestuin naast mijn tijdelijke onderkomen, iedere ochtend doe ik yoga – mijn lijf voelt beweeglijker en meer ontspannen hier. Alsof ik eindelijk echt tot rust kom en opensta. Ik merk het ook in mijn contact met anderen – iedereen lijkt aardig, geïnteresseerd. Misschien is het omdat ik minder gehaast ben, alle tijd heb voor random praatjes met vreemden. Een hovenier die de tuin van de Obama’s bijhoudt, een prachtige vrouw – kruising tussen Joni Mitchell en Iggy Pop die me een zakje zelfgekweekte wiet geeft bij onze tweede ontmoeting en vertelt over haar man die is overleden en waarmee ze nog elke avond contact heeft als ze in halfslaap verkeert.
Alleen, maar niet eenzaam
Soms vind ik het jammer dat ik dit soort momenten niet meteen met een dierbare kan delen, maar het laat me ook extra in het moment zijn. Ik schrijf iedere dag pagina’s vol in mijn dagboek, laat mijn telefoon vaak thuis als ik naar buiten ga, begin voor het eerst analoge foto’s te maken. Ik ontmoet mensen die mijn moeder hebben gekend, bezoek plekken waar ze gewoond, gewerkt en geleefd heeft. Ik zie haar voor me, hier, op de kiezelstranden, iedere ochtend in de oceaan zwemmend. Nergens voelde ik me zo verbonden met haar als hier.
En natuurlijk gaat er deze weken ook van alles mis: ik krijg voedselvergiftiging en hang twee dagen boven de wc, raak meer dan eens de weg kwijt (zonder bereik en Google Maps als redding), struikel over een paar stenen en haal mijn been open – het bloeden houdt aan terwijl ik nog anderhalf uur naar huis moet fietsen. Ik mis mijn trein terug naar de stad en moet voor een paar honderd dollar omboeken. Er is heus even paniek, maar ik schiet eigenlijk geen enkele keer terug in mijn controledrang. Aaliyah’s (pick yourself up and) Try again wordt mijn reiscredo. En wanneer ik dan weer zo’n kleine of iets grotere tegenslag heb overwonnen, voel ik me on top of the world. Het gevoel dat ik alles aankan geeft zelfvertrouwen. Misschien dat relativeren en loslaten daarom zoveel makkelijker gaat hier.
LEES OOK
De laatste dagen eindig ik in New York, samen met twee goede vriendinnen uit Amsterdam met wie ik toevallig een paar dagen overlap heb. Het is verrukkelijk om alles van deze stad ook samen te ervaren: we zwemmen in de East River tijdens een hittegolfdag. En dansen op een rooftop terwijl de zon ondergaat en de Manhattan skyline zich aan ons zicht ontvouwt. Even later de gitzwarte avondlucht, overal muziek en omringd door duizend lichtjes en de verstomde stadsgeluiden onder ons. We dansen verder op straat, eten kazige quesadilla’s met veel pepertjes.
Ik voel me zo vol, op de best mogelijke manier. Vol van het avontuur dat hier op elke straathoek voor het oprapen leek, vol van het thuisgevoel dat ik hier vond – waar ik misschien stiekem op hoopte, maar wat niet vanzelfsprekend is. En ik voel me vol dankbaarheid omdat zoveel tijd met mezelf spenderen me heeft doen geloven dat ik wél van mezelf op aan kan. Dat is de grootste les die ik meeneem naar huis: vertrouwen in mijn eigen kunnen. Het is zo fijn het om meer rust te nemen en te varen op je eigen kompas. Dat probeer ik nu dus ook, terug in Amsterdam: meer tijd nemen om gewoon een beetje te slenteren, te mijmeren, te niksen. Ik zet grote kruisen in mijn agenda om in m’n eentje naar film, het strand of een museum te gaan en neem vaker een omweg naar huis. Het verwonderd raken, leven en inspiratie door mijn lijf voelen razen en écht tot rust komen – dat heeft deze solotrip me gebracht. En ik kan nu al niet wachten op mijn volgende reis.