'U stinkt'

Sinds ik in Antwerpen woon reis ik minimaal twee keer in de week met de trein naar Amsterdam – en weer terug. Een (zo had ik het me in ieder geval voorgesteld) ontspannen reis waarin ik mezelf de regel heb opgelegd geen social media te gebruiken. Zo zou ik de wekelijkse reistijd nuttig en leerzaam invullen door een boek te lezen, een interessante podcast te luisteren. Het schrijven van een column, of misschien zelfs een online taalcursus volgen.
Je suis, tu es, il est, elle est, nous sommes, vous etes, ils sont, elles sont – 'Goedemiddag beste reizigers, het volgende station is Amsterdam Centraal'.
De trein is een fascinerende plek waar ik soms het idee krijg terecht te zijn gekomen in een sociaal experiment; een waarin er van een afstand, door middel van verborgen camera's, naar ons gedrag wordt gekeken door professoren. Die aan het eind van de dag tot de conclusie komen dat welvaart ons allesbehalve goed staat. Van reizigers die zonder pardon hun tas op de stoel naast zich laten staan terwijl niet iedereen een plek heeft om te zitten, en vervolgens om zich heen kijken om te zien of de persoon die zojuist heeft gevraagd te mogen plaatsnemen, toch niet iemand anders tot last kan zijn, tot de privégesprekken via FaceTime waarbij mijn oren onvrijwillig worden opgezadeld met zinnen die beginnen met de magische woorden 'Ik heb zoiets van'.
“ Er is één vraagstuk waar geen treinklasse of gadget tegen opgewassen is: lichaamsgeur
Wanneer ik mijn reistijd inzet om een deadline te halen, koop ik een eerste klas treinkaartje. Het valt me op dat medereizigers er niet voor terugdeinzen hun achterdocht te presenteren alsof het een geaccepteerde karaktereigenschap is. Het is me nu al twee keer gebeurd dat een verontruste boomer zijn kunstknieën strekt, opstaat, en de coupé doorkruist om te vertellen 'dat dit de eerste klas is, jongedame'. Hollandse ongecontroleerde bemoeizucht; de evolutie is mislukt.
Om me zo min mogelijk met mijn medereizigers te bemoeien – en ook niet in de verleiding te komen (wie weet is het besmettelijk), investeerde ik in een voor de hand liggende oplossing: Een noise cancelling koptelefoon. Het loste bijna alles op. Bijna. Er is namelijk één vraagstuk waar geen treinklasse of gadget tegen opgewassen is. En dat is lichaamsgeur. Nu komt het met regelmaat voor dat er een, volgens de norm, 'minder fris persoon' naast me neerploft. Oftewel een stinkerd. Maar ik neem je voor het gemak even mee naar een specifieke situatie.
Nietsvermoedend nam ik plaats aan het raam in een trein waar je vooraf een stoelnummer moet reserveren, op weg naar drie afspraken in Amsterdam. Ik had precies genoeg luisterboektijd opgespaard om de roman I'm glad my mom died uit te luisteren, en apathisch uit het raam te staren. Een hoger geluk kon ik op dat moment niet bedenken. Mijn jas hing ik op aan het daarvoor bedoelde haakje, wat op de een of ander manier de ultra ontspannen reis-experience compleet maakt. Ik maakte plaats voor een man die naast me wilde zitten en lachte vriendelijk.
“ Ik was bang dat ik hem zou kwetsen, dus ik deed alsof ik sliep
Nee, ik was de beroerdste niet, nee.
Tot ik hondsberoerd werd.
De man stonk. Geen 'ik moest een sprintje trekken om de trein te halen-geur', maar een combinatie van penetrant oud zweet, asbak en urine. Ik keek of hij zich ervan bewust leek te zijn en ging ervan uit dat dit niet het geval was, aangezien hij zijn identiekgeurende jas over de mijne hing. Ik dacht aan de drie afspraken die ik zo zou hebben en hoe mijn jas bij aankomst zou ruiken. Ik googelde: 'hoe om te gaan met onbekende mensen die stinken', maar kwam niet verder dan tips voor 'hoe een collega aan te spreken op diens persoonlijke hygiëne'. Ik probeerde wat moed te verzamelen en oefende de zin 'Meneer, neem me niet kwalijk, u stinkt een beetje', maar vond dat 'een beetje' deed vermoeden dat het wellicht meeviel. Maar enkel 'u stinkt' zeggen? Dat durfde ik niet. In plaats daarvan spoot ik wat parfum in mijn sjaal en wikkelde deze passief agressief voor mijn neus en mond. Ik haalde mijn jas van het haakje en legde deze als een deken over me heen. Weg van zijn jas. De rest van de reis durfde ik de man niet aan te kijken, omdat ik bang was dat ik hem zou kwetsen, dus ik deed alsof ik sliep.
Ik vraag me af: wiens probleem is het wanneer iemand stinkt? Is dit het probleem van de ontvanger (ik) of het probleem van de veroorzaker (de man)? Antwoorden en tips zijn welkom. Komt die Hollandse ongecontroleerde bemoeizucht toch nog ergens van pas.