Ik ben op weg naar de sportschool. Met de auto, want het regent verschrikkelijk hard, en ik sta stil bij een stoplicht en voel de veiligheidsriem klemmen bij mijn buik. Ik kijk naar beneden en zie een rolletje vet over de riem hangen en in mijn hoofd hoor ik: wie hou je voor de gek met dat sporten van je? Als je wil afvallen moet je minder vreten, idioot.
Moet je je voorstellen dat je dat tegen je vriendin zou zeggen, die naast je zit in de auto. Niet fraai. Maar ik dacht het wel. Ik zucht en zak verder weg in mijn stoel, de radio staat aan en ik hoor:
We've come a long, long way together
Through the hard times and the good
I have to celebrate you, baby
I have to praise you like I should
En nu wordt het zo'n corny, cheesy cliché uit een middelmatige tv-serie maar dit is oprecht: daar, bij dat stoplicht, in de stromende regen, heb ik een openbaring. De tekst die ik hoor, gaat over mijn lichaam.
Ineens en voor het eerst zie ik mijn lichaam los van mijzelf. Ik kijk naar haar alsof ze iets is wat ik ooit heb gekregen. Door mijn hoofd schieten duizenden beelden tegelijk, alle plekken waar mijn lichaam me ooit naartoe heeft gebracht. Alle keren dat ik de longen uit mijn lijf rende en de trein haalde, al dat gesjouw met spullen naar de zoveelste verdieping voor de zoveelste verhuizing, al dat koken en eten en zuipen en feesten, het geschreeuw, de seks, het vliegen, het schilderen en schrijven, alle keren dat ik iemand aanraakte, vastgreep, vasthield, dat ik iemand hielp met mijn handen. Ik herinner me die duizenden uitzendingen waar mijn lichaam met mij zat, haar bonzende hart, bloeddruk door het plafond, volgestroomd met adrenaline zodat ik mijn werk kon doen, scherp en lucide.
Al dat gezeik dat ik van mijn gespierde rug had laten afglijden, alle keren dat dat niet lukte en ik huilde, wat ik zo makkelijk kan, die oneindige rivier. En ik dacht aan de enige keer in mijn leven dat ik op een operatietafel lag en ze mijn armen aan de tafel hadden vastgebonden, en ze mijn buik opensneden om daar een volmaakte baby uit te tillen die ik al die tijd bij me had laten groeien.
Alle haat voor mijn lijf die ik vlak daarvoor nog voelde, trok op als mist in de zon. We've come a long, long way together. Zo voelde het echt.
Dit soort momenten heb ik niet vaak, dus ik weet wel dat ik ze moet koesteren als ze voorbijkomen. Ben ik nu nooit meer lelijk tegen mijn lichaam? Nee, dat zou een leugen zijn. Maar als ik dat ben, grijp ik altijd terug naar dat gevoel bij het stoplicht. En als ik me concentreer, kan ik daar ook daadwerkelijk komen. Mijn lichaam zie ik dan los van mij, ik neem afstand van haar en zie haar als het instrument dat zij is: mijn fluit, mijn hakbijl, mijn drager. Dankzij haar leef ik heel erg veel.
Misschien heb je hier iets aan. Uiteindelijk zijn onze gedachten zo vreselijk krachtig, het loont om ze bij te sturen als ze daarom vragen.
Fijne zondag met jouw fluit, jouw hakbijl, jouw drager!
p.s. Voor meer inspiratie kan je het gesprek terugkijken dat ik vrijdag had met Vivian Hoorn en Antoinnette Scheulderman.
Discussion about this post
No posts