Vaak zijn ze misvormd, zeker als ze groot zijn. Met zo’n platte onderkant, bezweken onder hun eigen gewicht, zoals het achterhoofd van een baby’tje dat te vaak op z’n rug heeft geslapen. Ik hou wel van die afwijkingen, ik vind dat lief. Je hebt ze ook in monsterformaat, die alleen op een monstertruck vervoerd kunnen worden in het land waar ‘monsterlijk groot’ gewoon is: Amerika. Ze zijn oranje en bol en vol slijmerige pitten en toch, en toch… mijn hart zwelt elke keer als ik er eentje zie. Het is absurd hoeveel gevoelens ik heb voor pompoenen.
Maar dit is wat je moet begrijpen: pompoenen zijn het symbool van mijn gelukkige, Amerikaanse jeugd en het eerste deel van mijn leven, dat abrupt stopte op 31 oktober 1989, op de avond van Halloween.
Pompoenen zijn mijn tijdmachine. Ik hoef maar naar ze te kijken en ik ga meer dan dertig jaar terug in de tijd: naar het Amerika van vroeger, waar het in mijn herinneringen altijd herfst is. Als ik mijn ogen sluit, zit ik achterin de auto met mijn ouders en mijn broertje, rijdend door het glooiende landschap van Virginia, onder een schone blauwe lucht die zo oneindig veel groter is dan hier.
Langs torenhoge en eindeloze maïsvelden, op weg naar een boerderij met een boomgaard waar je een mandje koopt en de hele middag zelf appels mag plukken. Ze verkopen honing en candy appels: appels op een stokje, gedoopt in een chemisch rood goedje, om je tandjes aan kapot te bijten. En dan mag ik eindelijk naar mijn favoriete plek: de pumpkin patch, het pompoenenveldje waar ze als juwelen in de zon liggen te gloeien en je je eigen uitverkoren pompoen zo van de plant mag snijden. Ik ruik het open vuur naast de boerderij, de kou in de lucht, een fractie winter in aantocht, rottende bladeren bij de composthoop: ik ben intens gelukkig.
Op 1 november 1989 verhuisden we naar Nederland. Ik en mijn hele 11-jarige lijf waren woest! Tot die dag was Amerika altijd mijn thuis geweest. Ik sprak alleen Engels – geen woord Nederlands –, had vrienden op een geweldige school en woonde in een buitenwijk met een tuin. Ik was gelukkig, precies daar waar ik was. Maar mijn standvastige verzet leverde niets op, dus gingen we toch. Ik kende niemand in Nederland, mijn leven was voorbij. Zo voelde het.
Toen we voor de allerlaatste keer wegreden werd ik uitgezwaaid door een parade aan pompoenen, uitgestald voor de deuren van alle huizen die we passeerden. ‘Ik kom terug’, schreeuwde ik in stilte tegen ze. Zodra ik achttien ben kom ik terug, lieve pumpkins, en de tranen stroomden langs mijn wangen, zwelgend in een moeras van pathetische pre-puberale ellende.
Nederland bleek het echte walhalla. Ik hou van Nederland: de vrijheid die je hier als jong mens hebt bestáát niet in Amerika. Binnen zes weken sprak ik een beetje Nederlands, binnen een jaar wilde ik niet meer terug. Maar mijn liefde voor pompoenen is met de jaren alleen maar gegroeid. Het zijn mijn kleine gestolde herinneringen, die ik met een vlijmscherp mesje opensnij om er griezelige lantaarns van te maken.
Dit jaar doe ik dat voor het eerst met mijn zoontje Pax. Sinds hij geboren is heb ik hem dusdanig geïndoctrineerd met pompoenenliefde dat je bijna zou denken dat hij zélf in Amerika is opgegroeid. Afgelopen zondag kochten we er al een paar – ik moest me inhouden om niet met een steekkar aan de slag te gaan – en vanmiddag gaan we de allereerste openhakken. Ik kan niet wachten om Paxie’s gezicht te zien als hij zijn handjes in de slijmerige binnenkant steekt, een sensatie op elke leeftijd. Achterin de tuin een klein fikkie stoken, met een beetje mazzel hebben we een hoge blauwe lucht. De cirkel is rond.
Wat doe jij vandaag op deze mooie herfstdag? Ik vind dat leuk om te weten! Je kan dat delen door te antwoorden op de vraagsticker in mijn Insta-story.
Veel liefs,
Eva
Comments
No posts