Het was een stralende zondagochtend. Windstil, 25 graden, alles overgoten met goudgele nazomerzon, zoals alleen september soms kan zijn. Over een paar dagen zou mijn tweede kind geboren worden en ik was nog nooit zo helder wakker geworden. Ik wist meteen precies wat er die dag moest gebeuren: het bed in de logeerkamer opmaken en pannenkoeken bakken. Extréém haalbare doelen! Voor de verandering. In plaats van al die absurde plannen die ik me dagelijks voorneem en nooit haal. Waarschijnlijk had ik over de pannenkoeken gedroomd, want ik kon ze al bijna proeven. Deze keer moesten het Amerikaanse pannenkoeken zijn, zo’n stapel springkussens die de maple syrup opzuigen als een spons, die je eindeloos kunt aankleden met ontbijtspek en frambozen en een klein plakje gezouten boter dat dan weer smelt in de warme siroop... je begrijpt: ik was ermee bezig.
Dexter en Pax hadden er ook zin in, ze zaten al klaar aan de bar in de keuken. We hadden het over Noordwijk, of we er misschien heen zouden gaan omdat het zo’n mooie dag ging worden. De tuindeur stond open, gemaaid gras in de verte. De boter knetterde zachtjes toen ik de lepels beslag in de pan legde, de geur vulde het huis. Ik had net de eerste lading pannenkoekjes aan de jongens geserveerd toen ik me terugdraaide naar het fornuis en er liters water uit mij gutsten, zo op de keukenvloer. (Dex zegt dat het geen liters waren maar a) het voelde als liters en b) laten we dit vooral vasthouden voor het sappige beeld!)
Ik zal nooit vergeten hoe Pax en Dexter mij op dat moment aanstaarden, vorken in de lucht, versteend op hun stoelen. ‘Mama!’ riep Pax verbijsterd, en dan nogmaals: ‘Mama!’ met overslaande stem. Ik wilde iets zeggen maar op dat moment kwam er nog meer water uit mij. Toen moest ik lachen en werd het nóg erger.
Maar zó gaat het niet, dacht ik. Zo gaat het alleen in films! Zoals het áltijd gaat in al die stomme films: je vliezen breken ergens midden op de dag, het gutst eruit, iedereen ziet het, vervolgens word je door het ziekenhuis gereden in een rolstoel, daarna lig je met een moeilijk hoofd in een bed, je scheldt een man verrot en poef: er ligt een niet-bloederig babymens in je armen en je kijkt tevree... Een eerste wee haalde me ruw uit deze mijmering.De pannenkoekjes begonnen aan te branden.
Toen ik vijf jaar geleden ontdekte dat ik voor het eerst moeder zou worden, schreef ik me in voor een cursus bevallen. De eerste les was simpel: elke bevalling gaat altijd anders dan je van tevoren denkt. Ik vind het heel geestig dat mijn brein dit zo feilloos heeft onthouden, want het echt geloven, dat deed ik niet. Ik nam deze mededeling ter kennisgeving aan en bleef geloven in de bevalling die ik dacht dat ik ging hebben: vrolijk, vaginaal, in het ziekenhuis en hop, drie dagen later stralend achter de kinderwagen. Het werd een ongeplande keizersnee na 24 uur weeën en zwangerschapsvergiftiging. De vrouwen die de cursus gaven hadden gelijk. Natúúrlijk hadden ze gelijk.
Je zou denken: voortschrijdend inzicht. Je leert van je ervaringen en bij baby twee neem je die kennis mee. Maar dan onderschat je de taaiheid van mijn brein, de zelfoverschatting waar die in ligt te pekelen. Ook nu geloofde ik stoïcijns in de bevalling die ik dacht dat ik zou hebben: een geplande keizersnee op een donderdagochtend waar geen vruchtwater of wee aan te pas zou komen.
Ha!
Stond ik daar ineens kreunend in mijn keuken me vast te klampen aan het aanrecht, terwijl Dexter vruchtwater liep te dweilen, stapeltjes pannenkoeken overal. ‘Kan ik nog douchen voordat we naar het ziekenhuis gaan?’, vroeg hij heel lief. ‘Nee’, zei ik met dezelfde overtuiging waarmee ik die ochtend had geëist dat het bed in de logeerkamer opgemaakt moest worden. Daar zouden mijn ouders namelijk slapen zodat ze op Pax konden passen als wij naar het ziekenhuis waren voor de bevalling. Mijn lichaam wist allang waar mijn brein nog niet aan wilde.
Ineens zat ik in mijn eigen film; ik werd in een rolstoel door het ziekenhuis gereden, ik keek moeilijk toen ik in een bed lag en de weeën steeds pijnlijker werden. Ik heb weliswaar geen man uitgescholden want de pijn van een bevalling via een keizersnee voel je pas in de weken daarna en dan kun je alleen nog maar een beetje lafjes kermen. De magische poef! waren de magische handen van mijn dokter, en toen: een beetje bloederige baby werd in mijn armen gelegd. Ik keek niet tevree, ik huilde gewoon zonder te stoppen.
Laatst opende ik een keukenkastje en zag ik ‘m weer: de fles maple syrup die op die ochtend op het aanrecht stond, waar ik al die pannenkoekjes in had verzopen waar ik zo naar had verlangd. Die fles had ik zelf niet opgeruimd, dat moet Dexter hebben gedaan want daar was toen geen tijd voor. Bij de aanblik van die fles sprongen de tranen in mijn ogen. Alles kwam ineens terug: de zonnige warmte uit de tuin, de gesmolten boter, het gezicht van Pax toen mijn vliezen braken, de pijn, de baby. Mijn baby was echt. Zo echt als de fles in mijn hand, niet langer een idee of een droom, maar bij mij.
Die fles bewaar ik. Zodat ik Salo kan vertellen hoe ze in een wolk zoetigheid is gekomen en als tastbare herinnering aan het feit dat het altijd anders gaat dan je denkt. En héél soms bijna zoals in de film.
Ahh Eva ik hou van jouw schrijfstijl! Heerlijk die details❤️
Wat een mooi beschreven moment. En deze nieuwsbrief zeker bewaren voor je dochter als ze later groot is!